Afgelopen week riep de voorzitter van de Tweede Kamer mevrouw Verbeet onze demissionaire premier tot de orde toen ze hem opdroeg belangrijke dossiers over te laten aan een nieuwe regering. Dat is maar goed ook, want ik zie wéér een belangrijke wet aankomen die gerepareerd moet worden voor mensen die een of meerdere keren in hun leven kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap. Zoals bij de invoering van de Zorgverzekeringswet. Daarbij had men met allerlei groepen Nederlanders rekening gehouden behalve met het legertje kleine ondernemers. En dus moest achteraf voor een half miljoen werkenden ‘ook nog even wat worden geregeld’.

De huidige politieke time-out biedt partijen de kans nog eens na te denken over minimaal één onderwerp dat een belangrijke rol gaat spelen bij de volgende verkiezingen. De verhoging van de AOW-leeftijd.

Naast de ‘conservatieve’ partijen die faliekant tegen zijn, snappen de ‘progressieve’ partijen dat een verhoging onontkoombaar is. Dat de verhoging er komt staat inmiddels wel vast, maar onder druk denken de voorstanders nu na over uitzonderingen voor groepen mensen die hun hele leven voor een (en dezelfde) baas werken en ‘er moet ook wat’ met ondernemers. Men gaat hierbij voorbij aan de langjarige trend dat mensen niet langer hun hele leven hetzelfde beroep uitoefenen. Iemand die op zijn dertigste een zwaar beroep heeft, heeft dat soms op zijn vijftigste niet meer. En andersom. Nog belangrijker is dat steeds meer mensen op enig moment in hun leven kiezen voor een bestaan als zelfstandige. En dat diezelfde mensen (al dan niet tijdelijk) weer kiezen voor loondienst als dat hen op een bepaald moment beter past. Juist deze flexibilisering van de arbeidsmarkt is een zegen voor onze economie.

Een AOW-leeftijd die uitgaat van een beroepsindeling en scheiding werknemer/ondernemer is daarom een gedrocht waarvan de gevolgen voor de samenleving niet zijn te overzien. Niet alleen zal het de overheid noodzaken tot vele reparaties, maar ook stopt het mensen in hokjes waarin ze tot hun pensioen moeten zitten. Ik denk niet dat er één politieke partij is die daar blij van wordt.

Wil je differentiëren in de AOW-leeftijd, kijk dan bijvoorbeeld niet naar iemands werkzame leven, maar naar de periode daarvoor. Want waar de overheid steeds minder grip heeft op carrières, blijven ze dat hebben op opleidingen. Inmiddels volgt de helft van de bevolking een hbo- of universitaire opleiding en een nog groter deel minimaal MBO. Deze mensen komen later op de arbeidsmarkt dan lager opgeleiden, verdienen gemiddeld hogere salarissen waardoor ze kunnen sparen om eerder te stoppen met werken én hebben bijna altijd fysiek minder zware beroepen. Het is vast mogelijk op basis hiervan een eerlijker en eenvoudiger verdeling te maken.

Daarom dit verzoek aan alle politieke partijen die zichzelf progressief achten zich: Willen jullie bij het schrijven van jullie verkiezingsprogramma’s – bij dit en andere onderwerpen – rekening houden met het carrièreverloop van onze steeds ondernemender bevolking. Dat scheelt ons beiden een berg frustraties en zou jullie bij de eerstvolgende verkiezingen zomaar eens veel stemmen kunnen opleveren.